Op de middelbare school deed ik vwo-examen in vijf talen, en voor vier van die talen moest je een boekenlijst lezen. In totaal waren dat ongeveer 80 boeken in drie jaar. Ik lees heel graag en ik heb er ook echt heel veel van die boekenlijstboeken gelezen, maar zelfs voor mij was 80 iets teveel.
Gelukkig bestonden er uittrekselboeken.
Je had uittrekselboeken in alle talen, en ze bestaan ongetwijfeld nog. Van een paar boeken had ik dus alleen het uittreksel gelezen, en mijn examen heb ik zonder problemen gehaald.
Als je alleen het uittreksel leest, begrijp je het vertelde verhaal in hoofdlijnen, maar je mist ook veel: de hele sfeer waarin het verhaal zich afspeelt. Die sfeer zit in de manier van beschrijven van situaties, de woordkeus, de zinsopbouw enzovoort. In een boekverslag van een uittrekselboek lees je alleen het globale verhaal.
Een schrijver die een goed boek schrijft, rijgt woorden aan elkaar die zinnen vormen, zinnen maken samen alinea’s en die alinea’s maken samen het verhaal. Zij kiest liefst woorden en zinnen die op elkaar aansluiten en het verhaal tot een logisch geheel maken. Elke zin, elk woord draagt iets bij aan het verhaal. Elk woord geeft sfeer; door een paar woorden te veranderen kun je de totale sfeer van het verhaal veranderen.
Een schrijver kiest de woorden, de details, dus zorgvuldig, want ze hebben grote invloed op de sfeer van het verhaal. Tegelijkertijd houdt de schrijver ook de grote lijn van het verhaal in de gaten, zodat de woorden en zinnen wel logisch op elkaar volgen.
Kunstenaars werken op dezelfde manier.
Elke penseelstreek, getekende lijn, borduursteek of vervorming van klei is een ‘woord’ of ‘zin’ in het ‘verhaal’ van het totale kunstwerk, of dat nou realistisch of abstract is.
Het grote geheel in een kunstwerk is belangrijk, maar ook de details. Stel: je borduurt een portret. Je wilt graag dat de mond ook inderdaad een mond lijkt, maar tegelijkertijd wil je de mond op de juiste plaats hebben, zodat de kunstkijker ziet dat het totale beeld een mensenhoofd voorstelt.
Ik zie veel kunstenaars die aan één kant van een kunstwerk beginnen en verder werken tot ze aan de andere kant zijn gekomen en het werk af is. De kans is dan groot dat het geen eenheid is geworden. Dat er geen balans of harmonie in het werk zit, geen samenhang. Dan is het eigenlijk een verzameling details geworden, een verzameling ‘woorden’ zonder betekenis, zonder verhaal.
Je moet dus aan de kleine dingen aandacht besteden, de details in je kunstwerk, maar tegelijkertijd het grote geheel in de gaten houden.
Als je met je neus op je werk aan een detail werkt, zorg er dan altijd voor dat je uit je ooghoeken contact houdt met het totale beeld.
Af en toe moet je een flink stuk achteruit lopen om je werk van een afstand te bekijken. Zit er genoeg samenhang in? Is het een geheel? Rijgen de onderdelen zich al tot een logisch verhaal aan elkaar?
Meestal zit je met je neus op het werk als je het maakt; je armen zijn nou eenmaal niet langer dan zo’n 50 cm (ik heb mijn armen net gemeten). Als je een heel klein kunstwerk maakt, maximaal 15 x 15 cm, kun je afstand nemen door het gewoon met je armen zo ver mogelijk voor je uit te houden, maar bij elk kunstwerk dat groter is, zijn je armen gewoon te kort om het werk ver genoeg van je af te houden.
Als je teveel tijd aan mini-details verliest, raak je verdwaald. Een vlekje kleur kan de indruk van een groot kunstwerk radicaal veranderen. Dat zie je alleen maar als je afstand neemt.
Als je alleen aan het grote geheel denkt en van een afstand kijkt, is het resultaat alleen een beeld in hoofdlijnen, zonder verdieping of sfeer door de details.
Op geen van beide manieren schep je een gaaf kunstwerk. Die twee moeten goed samenwerken. Maak er iets moois van!