Als je in een vakantie naar een ander land gaat, zie je alles op een andere manier dan normaal. Zelfs je dagelijkse brood of thee is anders als je het in het buitenland koopt. In een nieuwe omgeving kijk je met frisse ogen naar de gewoonste dingen.

Je omgeving heeft ook direct invloed op je kunst en creativiteit. Dat geldt voor je letterlijke omgeving (de plaats waar je je bevindt), maar ook voor de mensen in je omgeving.

Alle creativiteitsonderzoekers zien je omgeving als een belangrijke factor voor het bestaan van creatieve processen. Het is belangrijk voor je creativiteit in welke omgeving je bent opgegroeid. Het maakt veel uit of er vroeger wel of geen geld was, of je een ruimte voor jezelf had, of je in een stad of op het platteland woonde, of er een tuin was of niet.

Maar ook bijvoorbeeld het vertrouwen en de verwachtingen van je ouders hadden grote invloed hebben op het ontwikkelen of juist tegenwerken van je creativiteit. Opgroeien in slechte emotionele omstandigheden hoeft trouwens niet slecht te zijn; het kan juist zorgen voor eigenschappen als standvastigheid en doorzettingsvermogen.

Ook als je ouder bent, merk je de invloed van je omgeving. Erkenning door mensen om je heen, positieve feedback en een goed rolmodel hebben veel invloed op je kunst en creativiteit. Je hebt een omgeving nodig die creatieve ideeën ondersteunt en niet meteen ‘afschiet’. Ook al ben je enorm gemotiveerd en heb je alles in je om creatief te zijn, zonder steun uit je omgeving is de kans groot dat je creativiteit niet naar buiten komt.

Als je naar een andere omgeving verhuist, zal je zien dat je op den duur andere onderwerpen in je kunst gaat gebruiken. Een vriendin verhuisde van Texel naar Groningen en dacht dat het geen invloed op haar kunst zou hebben, maar daar had ze zich op verkeken, want haar werk veranderde wel degelijk.

Waar voel jij je thuis? In het bos, op het strand, in de stad, in je tuin, in de bergen? Welke kenmerken maken die plek belangrijk voor je?

En als je op die plek bent, waar kijk je dan naar? Loop je, fiets je? Waarvan maak je een foto? Zijn het detailfoto’s of grote overzichtsfoto’s? Wat raap je op en neem je mee naar huis? Kijk je omhoog of omlaag? Naar het licht? Naar de structuur van de grond? Kijk je naar de kleuren, de dieren, voorwerpen? Verweerde spullen? Strakke lijnen, kronkellijnen? Geluiden, geuren?

Om mezelf als voorbeeld te nemen: ik ben opgegroeid in een bosrijke omgeving en voel me daardoor nog steeds ‘beschermd’ in de buurt van bomen, maar ook in de bergen. Ik keek met mijn vader vaak naar vogels, insecten en andere dieren in de tuin; we gingen ’s morgens vroeg vissen of konijnen kijken in de duinen. Ik weet zeker dat ik daardoor later dieren ben gaan tekenen in Artis. Ik ben in Amerika geweest en ik herinner me daarvan vooral de bijzondere dieren die ik heb gezien, zoals kolibries, zeeolifanten, de renkoekoek en enorme spinnen. Ik kijk vooral naar dieren, paddenstoelen en kronkelige takken; ik heb vaak kastanjes of eikendopjes in mijn zak.

Je ontdekt veel over jezelf als je kijkt naar de omgeving waarin je je thuis voelt. Dit ‘plaatsgevoel’ kan trouwens ook over een ander (vakantie)land gaan, waar je je heel erg thuis voelde, of zelfs over een imaginaire plaats. Het vertelt je iets over waar je voorkeur voor bepaalde vormen, kleuren en texturen vandaan komt. Welke kenmerken maken deze plek uniek voor je?

Een leuk boek over dit onderwerp is Met andere ogen’ van Alexandra Horowitz. Zij maakt met heel verschillende mensen een wandeling door de stad, die haar allemaal op een totaal andere manier laten kijken. Een peuter, een geoloog, een illustrator, een arts, een bioloog, een blinde, een hond – dezelfde stad is voor iedereen compleet anders.

Waar kijk jij naar, waar let jij op in je omgeving? En welke invloed heeft dat op je kunst?