Misschien weet je dat ik regelmatig artikelen voor een textielkunsttijdschrift schrijf. Een poos geleden is dat tijdschrift overgenomen door een andere uitgeverij, die er iets ‘ruimere’ normen op nahoudt. Vorige week waren ze voor de tweede keer een document van mij kwijt, en ze weten het verschil niet tussen een witregel en een spatie in een tekst. Dat maakt communiceren met deze uitgever erg lastig.

Bij andere uitgeverijen, waarvoor ik jarenlang werkte, deed iedereen z’n uiterste best om een foutloos blad te produceren, waarin de regels van het groene boekje van de Nederlandse taal en de Schrijfwijzer leidend waren. Hier zijn nauwelijks regels en doet de eindredactie maar wat. Gelukkig is de externe hoofdredacteur supergoed en dankzij haar bestaat het blad nog.

Dit heeft voor mij alles te maken met vakmanschap. Het lijkt alsof vakkennis in veel beroepen niet meer nodig is. In de jaren ’90 moest bijvoorbeeld iedere verkoper in een modezaak kennis hebben van wat hij of zij verkocht. Textielwarenkennis. Dat hoef nu niet meer, en dat is goed te merken. De meeste verkopers hebben geen flauw idee of iets van wol of katoen is gemaakt. Gelukkig zijn ze er nog wel, de vakmensen, maar je moet ze zoeken.

In hoeverre is vakmanschap nodig? Ik zou denken dat de vormgever van een kunsttijdschrift snapt dat je niet zomaar de rand van de foto van een kunstwerk af kunt snijden, omdat dan de compositie verandert. Maar dat is dus niet zo. Ik vind dat kwalijk.

Bij kunst komt, net als bij elk vak, ook vakmanschap kijken. Maar wat houdt vakmanschap in bij kunst? Naar mijn idee moet een professioneel kunstenaar een paar dingen kunnen.

  1. Materiaalbeheersing: het beste kunnen halen uit de gebruikte materialen, met de nodige gereedschappen. Technische vaardigheid dus.
  2. Het goed kunnen toepassen van de beeldelementen, dus kennis hebben van de effecten van die beeldelementen op de kunstkijker, zodat hij daarmee de gewenste effecten kan bereiken. Ook dat is een technische vaardigheid (je kunt het leren met de online Beeldtaaltraining, kijk op https://kunstacademie-online.nl/aanbod/online-beeldtaaltraining/).
  3. Vormen kunnen weergeven zoals hij ze bedoelt, met zelfvertrouwen.
  4. Een spannend beeld maken, dat lang blijft boeien; interessant van veraf, met details die ook van dichtbij het kijken waard zijn. Liefst roept het beeld een bepaald gevoel op bij de kunstkijker, wat de kijker met het werk verbindt.
  5. Iets op een creatieve manier in beeld brengen, verbeelden, ander andere gebruik makend van de intuïtie.
  6. Goed kunnen kijkennieuwsgierig zijn naar de wereld om hem heen.

De eerste drie punten kun je gewoon leren en oefenen. Dan volgt punt 4 automatisch. Punt 5 kun je ook oefenen, en punt 6 heeft elke kunstenaar vanzelf al, denk ik.

Vaak worden alleen de punten 1 t/m 3 als ‘vakmanschap’ genoemd. Onder vakmanschap wordt dus vaak alleen het ‘ambachtelijke’ deel van het kunstenaarschap gevat. Een vakman zou maken wat hij heeft geleerd, volgens een beproefde methode, en het resultaat is voorspelbaar. Kunstenaars zouden volgens deze theorie verder gaan dan die vakman, meer risico’s nemen en anders kijken, én verbeelding toevoegen. De kunstenaar weet nooit van tevoren wat het eindresultaat zal zijn, een vakman wel.

Maar zijn dan de punten 4 t/m 6 niet juist het vakmanschap van de kunstenaar, bovenop de eerste drie punten? Naar mijn idee wel. Wat vind jij? Ben ik nog iets vergeten? Laat het me weten!