In de geweldige kringloopwinkel in Dwingeloo kocht ik deze zomer een puzzel van 1000 stukjes, met een tijgerfamilie erop. Het doel was de tijgerkoppen een keer te gebruiken in een collage of schilderij.

Voordat ik de tijgerkoppen kon gebruiken, moest de puzzel natuurlijk wel even gelegd worden. Als kind vond ik puzzelen erg leuk, dus ik verheugde me op een paar avonden lekker ouderwets puzzelplezier. Nu het weer wintertijd en vroeg donker is, kieperde ik samen met mijn vriend de doos leeg op de grote tafel.

We begonnen met de randstukjes. Toen bleek de moeilijkheidsgraad van deze tijgerpuzzel. Alles leek op elkaar. We hebben de hele avond gedaan over alleen het leggen van de rand. Na deze avond had mijn vriend er genoeg van en haakte af. Ik wilde die tijgerkoppen nou eenmaal graag in elkaar gepuzzeld krijgen, dus de volgende avond begon ik met een nieuwe strategie.

Eerst heb ik alle stukjes gesorteerd op wit met en zonder strepen, oranje met en zonder strepen en achtergrondstukjes. Ik begon met de witte streepstukjes, maar wat ik ook probeerde, niets paste. Na een uur had ik nog steeds geen twee stukjes aan elkaar en twijfelde ik eraan of dat ooit wel zou lukken.

Uit pure wanhoop paste ik mijn tactiek aan. Ik pakte een stukje met een of meer bijzondere strepen erop en zocht net zo lang totdat ik deze ‘tekening’ op de voorbeeldfoto had gevonden. Dat viel niet mee, want alle stukjes hebben een gelijke vorm en ik wist niet wat boven of onder hoorde, welke kant de streep op liep. En tijgers hebben belachelijk veel strepen op alle delen van hun lijf, weet ik nu.

Maar na een poosje merkte ik dat ik helemaal in een flow kwam. Ik ging steeds beter kijken, zag steeds meer details. Ik zag mini-stipjes, een vage kromming in een lijn, een zachte vervaging, een subtiel kleurverloop of een afwijkende richting van een streep. Daardoor vond ik steeds sneller en makkelijker waar de stukjes pasten, en na deze tweede avond had ik al een deel van alle vier de tijgerkoppen plus een paar stukjes rug aan elkaar.

Ik was superblij, om een paar redenen. Ten eerste omdat ’de aanhouder wint’ klopt en ik met het nemen van babystapjes toch verder was gekomen dan ik in het begin had gedacht. Ten tweede omdat ik weer een manier had gevonden om mijn rechter hersenhelft in te schakelen, nu duidelijker dan ooit!

Als ik een stukje had gevonden op de foto, leek het alsof er iets in mijn hoofd ‘klikte’, waardoor ik zeker wist dat dit de juiste plek was. Ik had dat nog nooit zo duidelijk ervaren als bij deze puzzel. Zolang ik maar niet nadacht (met mijn linker analytische hersenhelft) en puur keek naar alles wat het puzzelstukje me openbaarde (met mijn rechter globale hersenhelft), wist ik feilloos waar het stukje matchte met de voorbeeldfoto. Het voelde dan alsof de foto en het puzzelstukje samensmolten. Het was echt een magisch gevoel!

Die rechter hersenhelft zorgt ervoor dat je bij het zien van een gezicht (je linker hersenhelft ziet een neus, ogen en mond, dus een gezicht) ook herkent wie het is (je rechter hersenhelft ziet nuances in de stand van de ogen, de kleur, de precieze vorm van neus en mond). Deze ‘rechter modus’ is de ideale staat om met kunst bezig te zijn. Je voelt dan precies aan of je lijn of vlak ‘goed’ zijn, zonder dat je daar op dat moment woorden aan kunt geven. We zijn op school jarenlang getraind om juist alleen de linker hersenhelft te gebruiken, dus het vergt veel oefening om je rechter hersenhelft weer in te schakelen. Ik heb nu ervaren dat puzzelen een supergoede manier is om dit te doen.

Ik puzzel nog even door totdat ik de tijgers in elkaar heb gezet, alleen al om dat heerlijke rechter modus-gevoel te doorvoelen, zodat ik daar sneller naar terug kan gaan bij het maken van kunst. Toch denk ik dat ik de achtergrond maar oversla.