Wat voor kunst zou je maken, als je zeker wist dat niemand commentaar zou leveren, kritiek zou hebben?

Vorige week gaf ik masterclasses over het vinden van je eigen stijl. Je wordt vaak van je eigen pad afgebracht door het luisteren naar critici, mensen die vinden dat je het beter anders kunt aanpakken, met als nummer 1 topcriticus je eigen innerlijke kwelmonster.

Dit deed me denken aan een lezing van Brené Brown (onderzoekster van kwetsbaarheid), die een prachtige speech uit 1910 van Theodore Roosevelt aanhaalde. Ik heb ‘man’ overal vervangen door ‘vrouw’:

“Het is niet de criticus die telt; niet degene die ons erop wijst waarom de sterke vrouw struikelt, of wat de vrouw van de daad beter had kunnen doen.
De eer komt toe aan de vrouw die daadwerkelijk in de arena staat, haar gezicht besmeurd met stof, zweet en bloed; die zich kranig weert; die fouten maakt en keer op keer tekortschiet, omdat dat nu eenmaal onvermijdelijk is.
Die desondanks toch probeert iets te bereiken; die groot enthousiasme en grote toewijding kent; die zich helemaal geeft voor de goede zaak.
Die, als het meezit, uiteindelijk de triomf van een grootse verrichting proeft, en die, als het tegenzit en als zij faalt, in elk geval grote moed heeft getoond…”
Als je bezig bent met kunst, begeef je je in ‘de arena’. Je wilt bezig zijn met kunst, creëren, dingen maken die nog niet bestonden. Je wilt werken op jouw manier.

En zodra je in die arena staat, weet je zeker dat je ‘klappen’ krijgt. Dat je kwetsbaar bent. Gegarandeerd.

Het gaat niet om winnen (een beroemd kunstenaar worden) of verliezen (nooit echt tevreden worden over je werk). Het gaat om het tonen van moed om je eigen pad te volgen. Het gaat om het komen opdagen, ‘er zijn’ en gezien worden. Je neemt een risico om iets te leren over jezelf.

Als je moedig bent, komt er onvermijdelijk kritiek. Maar waarom zou je kritiek van iedereen zomaar aannemen? Brené Brown zegt daarover: “Als je je niet zelf ook in de arena begeeft en klappen krijgt, ben ik niet geïnteresseerd in je feedback”. Weet naar wie je luistert!

Constructieve feedback is altijd welkom. Mensen die niet bezig zijn met kunst, die het vanaf de tribune beter weten en je vertellen hoe je het beter kunt doen, daar hoef je geen aandacht aan te besteden. De meeste mensen zitten op de tribune!

En de ergste, je eigen innerlijke criticus, jouw persoonlijke kwelmonster? Je kunt zo reageren: “Ik zie je, ik hoor wat je zegt; je probeert me te beschermen, dank je wel daarvoor, maar ik ga het toch doen”.

Ja, opdagen in de arena is eng, maar niet zo eng als wanneer je aan het eind van je leven moet zeggen: hoe zou het zijn geweest als ik de kunst wél een grotere plek in mijn leven had gegeven? Hoe zou mijn leven er dan hebben uitgezien?

Door op de tribune te blijven zitten om de kans op kritiek te vermijden, houd je jezelf klein en gevangen.

Durf jij de arena te betreden? Zo nee, wat houdt je tegen? Laat het me weten!