Als je begint met het maken van kunst, ben je al blij dat een schilderij of geboetseerde kop lijkt op het model. Blij dat je bij het weven de draden niet te strak aantrekt, waardoor het weefsel in het midden smaller wordt. Dat je bij beeldhouwen niet per ongeluk teveel weghakt of bij een linoleumsnede niet teveel wegsnijdt en dat de tweede drukgang netjes aansluit op de eerste druk.

Kortom: in het begin is de techniek nog erg belangrijk.

Als je een poosje bezig bent en de techniek onder de knie begint te krijgen, worden andere dingen belangrijker. Je begint het verschil te zien tussen ‘gewone’ kunst en ‘bijzondere’ kunst, en wilt je meer bewegen in de richting van de ‘bijzondere’ kunst en een eigen stijl ontwikkelen. Je wilt bijvoorbeeld:

  • op een vlottere en lossere manier werken, waardoor het plezier van het schilderen meer zichtbaar is als je naar het werk kijkt
  • meer een impressie geven van wat je ziet dan letterlijk weergeven
  • abstracter werken dan je deed, waarbij je je gevoel meer laat spreken
  • een bepaalde sfeer laten zien in je kunst
  • meer spelen met kleuren of vormen en daar pas op een later moment invulling aan geven
  • variatie in materiaal of texturen een belangrijker rol geven in je werk

Kortom: je gaat steeds meer zélf bepalen wat je laat zien en hoe dat eruit zou moeten zien. Je gaat bewuster kleuren kiezen, vormen meer naar je eigen hand zetten, omdat je steeds beter weet wat je wilt. Je wilt je eigen richting zoeken en vinden in de kunst.

Als anderen naar jouw kunst kijken gaat het net zo, maar meestal blijven de toevallige kunstkijkers hangen in die eerste fase, te technische ‘klopt het wel’- fase. En dan heb ik het over mensen die zelf geen kunst maken, dus geen ervaring hebben met het maakproces. Dat kunnen vrienden, familie of kennissen zijn, je partner, voorbijgangers bij een expositie.

Deze mensen zoeken herkenning. Vaak gaat het ze er alleen maar om hoe goed iets lijkt, of hoe duidelijk het verbeelde verhaal op ze overkomt. Ze kijken technisch, oppervlakkig en hun reacties op jouw werk getuigen van hun persoonlijke voorkeur. ‘Wat een prachtige kleur! Heel knap gemaakt, zeg.’

Jij bent die fase waarschijnlijk al voorbij. Aan die feedback heb je niet veel.

Echte kunstliefhebbers of mensen die zelf wat langer bezig zijn met het maken van kunst, kijken anders. Ze zoeken juist naar het unieke in jouw werk, naar jouw handschrift, naar het bijzondere in wat je laat zien. Ze weten dat je die kleur met zorg hebt gekozen, die vorm bewust op die plaats hebt gezet.

En dan kan het een interessant gesprek worden, waar je echt iets aan hebt. Waardoor je met andere ogen naar je eigen werk gaat kijken. Waardoor je getriggerd wordt om iets dat je wilt laten zien maar dat kennelijk nog niet goed genoeg overkomt, op een andere manier vorm te geven. Dán ontwikkel je jezelf.

Zorg er daarom voor om regelmatig met een of meer kunstliefhebbers je werk te bespreken. Verzamel een paar mensen om je heen die je vertrouwt, die op een vriendelijke manier kritisch durven zijn, met wie je naar je werk kunt kijken. Het is daarbij wel belangrijk dat je zelf goed weet welke kant je met je kunst op wilt en dat je niet klakkeloos alles van de ander aanneemt. Iedereen heeft een andere smaak en persoonlijke voorkeuren. Luister dus op een eigenwijze manier, dan kom je echt verder.