Een kind zit ingespannen te spelen, schept zand in een emmertje. Moeder roept: “Lach eens naar mama”. Het kind kijkt braaf op en lacht, zoals het meisje op de rechter foto boven dit blog. Klik, mamma maakt een leuke foto die meteen naar de hele familie wordt geappt. Een schilderende tante maakt er een schilderij van.
Op de linker foto boven dit blog zijn twee kinderen aan het trampolinespringen. Ze hebben veel plezier en proberen de meest vreemde sprongen uit. Hun moeder ziet het en maakt een hele serie foto’s. Ze schildert graag, kiest een aantal grappige houdingen uit en maakt daar een eigen compositie van, waarin je kunt zien dat de jongens samen lol maken.
Twee heel verschillende manieren van het gebruik van foto’s: precies naschilderen of gebruiken als vrij uitgangspunt. Ik heb al vaker geschreven dat naar mijn idee foto’s handig zijn als hulpmiddel, maar dat je er altijd je eigen draai aan zou moeten geven om er kunst van te maken (anders kun je net zo goed de foto inlijsten).
Maar daarover wil ik het nu niet hebben. Een keuze die veel mensen bij het uitzoeken van foto’s voor een kunstwerk niet maken: kies je voor een verhaal of voor een portret?
Een verhaal verbeeldt een situatie, waarin mensen, dieren, voorwerpen een bepaalde relatie met elkaar hebben. Ze doen iets samen. Een portret toont een herkenbare persoon, die eerder een relatie met de kunstkijker heeft dan met iets anders in het kunstwerk.
Met andere woorden: mensen of dieren in een verhaal kijken naar elkaar of naar wat ze aan het doen zijn, mensen of dieren in een portret kijken de kunstkijker vaak aan, of kijken vlak langs de kunstkijker.
Er is hier geen goede of foute keuze, maar ik zie vaak een tegenstrijdige combinatie.
In de foto met het meisje op het strand, zie je een poserend meisje. Ze wás aan het spelen, maar op het moment dat ze op de foto werd vastgelegd niet meer. Ze werd uit haar spel gehaald, en dat zie je. Dat ze in een bikini met een emmertje en schepje bezig was, lijkt toeval: het gaat om het meisje, niet om haar spel.
De twee jongens op de trampoline zijn helemaal niet met de kunstkijker bezig. Ze springen heerlijk rond, doen gek met elkaar. Ze kijken niet naar de fotograaf. Het gaat om het spel, en of de jongetjes herkenbaar zijn maakt voor het kunstwerk niet uit. Het draait hier het verhaal dat de kunstkijker erbij kan verzinnen.
Als het meisje niet naar de camera zou kijken, maar naar een vis in haar emmertje, was er een verhaal ontstaan. Je kijkt dan naar het natuurlijke gedrag van het meisje. Nu zit ze te poseren, wat het beeld veel onnatuurlijker maakt.
Als de jongens tijdens het springen naar de camera hadden gekeken, was het een actieve portretfoto geworden. Je kijkt dan naar poserende kinderen in een onnatuurlijke houding, maar wel herkenbaar. Nu stralen ze natuurlijke spontaniteit, beweging en plezier uit.
Naar welk kunstwerk zou je langer willen kijken?
Van Gogh schildert de Aardappeleters etend aan tafel als verhaal. Ze kijken naar elkaar. In 17e eeuwse regentschilderijen zitten de regenten juist vaak aan tafel te poseren. Het geeft wezenlijk verschillende schilderijen. Kijk eens op deze manier naar mensen in de kunst (en dat kan ook een 3d beeld of beeldengroep zijn).
Let bij het kiezen van referentiefoto’s dus ook eens naar het ‘poseer-aspect’. Wat wil je laten zien? Een natuurlijke situatie met een verhaal, of een minder natuurlijke pose, waar herkenbaarheid een grote rol speelt?