Je handschrift schijnt veel over je te zeggen. Er is zelfs een beroep dat handschriften analyseert: een grafoloog. Zij kijkt naar de grootte van de letters die je schrijft, of je rechte of schuine letters maakt, hoe hard je op je pen drukt, of je lussen aan de letters tekent of juist niet. Sommige mensen hebben een zwierig, elegant en krullerig handschrift, anderen tekenen hoekige, onhandige letters.

Je handschrift is meestal heel herkenbaar, echt iets van jou alleen, niet te vergelijken met het handschrift van anderen.

Ik sprak een kunstenaar die door verhuizingen op verschillende lagere scholen had leren schrijven. Door de verschillende lesmethoden moest ze eerst schuin schrijven, daarna rechtop, aan elkaar, los van elkaar, zelfs achterover; kortom, het was een rommeltje en ze heeft daardoor logischerwijs een rommelig handschrift. Haar broer had het nog zwaarder: zijn linkerarm werd op zijn rug gebonden en hij moest met rechts leren schrijven, ook al was links zijn dominante hand.

Ook al zouden honderd kinderen uit hetzelfde boekje leren schrijven, toch zie je na tien jaar flinke verschillen. Ook al leren ze op dezelfde manier schrijven, ieder past het na een poos aan. Dat komt onder andere door de manier waarop je je pen in je hand houdt, het soort pen en papier dat je lekker vindt, hoe je je arm houdt en hoe flexibel je gewrichten zijn.

Ook in de kunst heb je een ‘handschrift’. Elke kunstenaar heeft een heel eigen manier om zich te uiten in materialen en technieken. Door je op jouw eigen, natuurlijke manier te uiten, ontstaat jouw eigen stijl.

Dat handschrift uit zich in de manier waarop je naar een onderwerp kijkt, hoe je het in beeld brengt, jouw lijnvoering, materiaalhantering, kleurgebruik en vlakverdeling. Hoe veel of weinig water je gebruikt, maakt heel veel verschil in de lijnen die je schildert. De manier waarop je je boetseerhoutje vasthoudt, maakt veel verschil in de ‘huid’ van je keramiek. Trek je een lijn in één keer of zet je korte streepjes? Dat geeft een ander effect.

Als jij bijvoorbeeld op schilderles gaat, leer je schilderen op de manier van jouw docent. Je leert bij de ene docent overal tegelijk op het doek bezig te zijn en bij de andere docent juist alles per detail uitwerken. Je leert wel of geen onderschildering maken, een opzet in grijstinten of juist in de complementaire kleur, wel of niet je kwast uitspoelen als je naar een andere kleur gaat, werken in lagen of juist niet. Je leert kleuren in elkaar wassen of ze juist tegen elkaar aanzetten. Maar altijd op de manier die de docent het prettigst vindt.

De bedoeling van de docent is nooit om jou een kopie van hem of haar te laten worden, om te werken op precies dezelfde manier. Toch kun je vaak herkennen van welke docent mensen les hebben gehad – dezelfde mate van detaillering, dezelfde manier van materiaalhantering, dezelfde opbouw van een werk.

Maar is dat wat jij wilt? Niemand wil een kloon van een ander worden. Zeker niet in de kunst, waarin originaliteit nog altijd een ideaal lijkt te zijn. Net als met schrijven, kun je het maken van kunst na het leren van de basisbeginselen naar je eigen hand gaan zetten.

Wat is jouw éigen handschrift, stijl in de kunst? Weet je dat al? Of werk je nog steeds gewoon op de manier die je geleerd is? Als er 10 portretten van hetzelfde model naast elkaar staan, kun je dan de jouwe herkennen? En zo ja, waaraan?

Doe eens alsof je een ‘kunstgrafoloog’ bent. Wat zegt jouw kunsthandschrift over jou? Heb je al een eigen kunsthandschrift? Laat je me je conclusie weten?