Je maakt kunst en je wilt daarin ontwikkelen. Ontwikkeling betekent altijd dat je iets moet veranderen. En veranderen, daar houdt je ego niet van. Je ego blijkt bij elke veranderpoging een gluiperig baasje te zijn (voor mij is het ego vreemd genoeg manlijk). Hij gaat er snoeihard tegenin.
Misschien herken je het. Je hebt je voorgenomen om de hele dag eens lekker aan je kunst te werken. Je wilt bijvoorbeeld in je nieuwe werk meer licht-donkercontrast gebruiken, wat je nogal spannend vindt; je bent bang dat het mislukt.
Je hebt je spullen nog niet bij elkaar gepakt of je voelt weerstand. Je zin verdwijnt, je voelt je lusteloos. Je krijgt plotseling aversie tegen alles wat met kunst te maken heeft, je wilt wég. Moet het gras niet nodig gemaaid? Boodschappen gedaan?
Dit was je ego in volle actie! Je werk was altijd zacht van toon, en nu wil je meer contrast gebruiken, maar dat vind je nog eng. Nooit gedaan, dus je bent onzeker over jezelf en je kunst. Hoe zal het gaan worden? Kan ik dit wel? Zou het lukken of niet? Je ego wil liever dat je nu stopt.
Maar je bent vastbesloten en luistert niet naar die kwelgeest van een ego. Je gaat aan de slag. Je begint gewoon met papier in zwart-wit, een groter licht-donkercontrast is er niet en dat lijkt je een goed idee om mee te oefenen. En hop, daar is je ego weer, die nu twijfel zaait in je hoofd: “Zie je jezelf zitten, knippen en plakken als een kleuter? Heb je echt niets beters te doen? Je houdt jezelf voor de gek, je hebt niet eens talent. Waarom zou je goed willen worden in het knippen van zwart en wit papier?”
Je ego weet precies wat hij moet zeggen om twijfel te zaaien, om je af te brengen van je plan om te veranderen. Maar ook nu geef je niet op, je maakt composities met zwart en wit papier om je kunst te ontwikkelen. Je werkt stug door.
Nu voelt je ego zich echt bedreigd. Hij zet zijn derde wapen in: verlangen. Na een half uur krijg je ineens ontzettende zin in een kopje thee en een gezellig kletspraatje. Even kijken of je buurvrouw thuis is. En nú is het prachtig weer, daar moet je eigenlijk gebruik van maken voor een wandeling.
Stel dat je dit verlangen kunt weerstaan en toch aan het werk blijft. Dan blijft alleen ‘pijn’ over en kun je groeien. Veranderen doet pijn. Soms letterlijk, als je je biceps traint, en soms figuurlijk, als je iets doet wat je doodeng vindt. Een nieuwe gewoonte aanleren of je gedrag veranderen doet altijd op één of andere manier pijn. En pijn wil je het liefst ontlopen.
Je gaat door met je licht-donkerexperiment en je komt daarbij beeldende problemen tegen. Je bent niet tevreden over de vormen, het lukt je nog niet om je werk meer beweging of spanning te geven. Je bent bang dat het mislukt. Allemaal ‘pijn’, te vergelijken met spierpijn. Maar als je volhoudt, voel je je super tevreden en voldaan. Je bent gegroeid, je hebt de pijn weerstaan. Je ego past zich aan je nieuwe comfortzone aan en de volgende keer wordt het gemakkelijker. Alleen door pijn kun je groeien.
Je ego wil graag dat je blijft zoals je was: bang en onzeker over je kunst. Dingen zomaar anders gaan doen? Dat vindt je ego doodeng. Het risico op mislukken is groot, dus waagt hij zich liever niet aan een experiment. Ook een mogelijk succes vindt hij niet fijn – je hebt nu eenmaal bepaalde overtuigingen over jezelf en alles wat daar niet in past is niet welkom, dus ook succes is eng.
Weerstand, twijfel, verlangen en pijn zijn de wapens van ons ego om verandering tegen te houden. Je ego laat je smoesjes voor jezelf verzinnen, waardoor je die groeipijn vermijdt. Je zegt: “ik doe het straks, nu even geen inspiratie”, maar je bedoelt: “ik ben bang dat het mislukt, dat ik door de mand val”.
Nu je dit weet, kun je de aanvallen van je ego hopelijk pareren. Houd vol! Welke smoesjes gebruikt jouw ego? Welke verandering wil hij bij jou tegenhouden? Laat het me weten, ik ben benieuwd!