Ik heb veel getekend in mijn leven. Op de basisschool won ik de tekenwedstrijd van de voorloper van de Rabobank met een grappig vliegend spaarvarken. Op de academie had ik vier jaar lang veel tekenvakken: naaktmodel, gekleed model, modetekenen, systeemgebonden tekenen en lettertekenen.
Na de academie heb ik heel wat jaren naaktmodel getekend, plus zo’n 20 jaar wekelijks in Artis dieren getekend. Al met al heel wat uren tekenervaring. Toch heb ik pas rond 2005 voor het eerst écht leren tekenen met de methode van Betty Edwards.
Tekenen leer je niet door het gewoon heel veel te doen. Dat helpt natuurlijk wel, maar je moet vooral anders leren kijken. Op de academie heb ik dat helaas nooit geleerd. Als een modeltekening niet klopte, zei de docent “Kijk even goed naar de schouders” of “De verhoudingen van het lichaam kloppen niet”. Maar ik had al gekeken, op mijn eigen onhandige manier en ik zag niet wat de docent bedoelde.
In 2005 heb ik het verschil geleerd tussen kijken met je linker hersenhelft en kijken met je rechter hersenhelft. En dat maakt een wereld van verschil!
Op school worden we vooral getraind in het ontwikkelen van je linker hersenhelft. Die hersenhelft regelt alles wat te maken heeft met woorden, getallen, analyse en logica.
De rechter hersenhelft wordt erg verwaarloosd. Deze hersenhelft gaat over vormen en richtingen, kleuren, samenhang, onderlinge verhoudingen en ruimtelijkheid.
Je linker hersenhelft weet bijvoorbeeld dat je een portretfoto ziet (want hij ziet een ovalen vorm met ogen, neus en mond, dus een gezicht); je rechter hersenhelft herkent wie op de portretfoto is afgebeeld (de verhouding tussen lengte en breedte van het gezicht, de precieze stand van de ogen, de breedte en plaats van de mond, de vorm van de neus). Wat de rechter hersenhelft ziet, is nauwelijks in woorden uit te drukken!
Logisch dat je de rechter hersenhelft op school niet leert gebruiken, want daarvoor is geen lesmethode met bijbehorende cijferbeoordelingen te maken. Dat past niet in ons onderwijssysteem.
Je linker hersenhelft maakt voor alles een eigen symbool. Zó teken je een mond, een oog, een boom, enzovoort. Als je dan een échte mond wil natekenen, vindt de linker hersenhelft het goed genoeg als je dat symbool tekent. Je ziet wel dat die mond in werkelijkheid anders is, maar je ziet niet waar het aan ligt. Een docent kan dan zeggen: “Kijk even goed naar de mond, die klopt nog niet”, maar je hébt al ‘goed’ gekeken en je linker hersenhelft is al tevreden. Je rechter hersenhelft is niet ontwikkeld, dus je neemt het tegensputteren (je gevoel dat er toch iets niet klopt) niet serieus.
Een kunstenaar kijkt vooral met zijn/haar rechter hersenhelft. Tekenen is een activiteit die in je rechter hersenhelft plaatsvindt, je ongeoefende hersenhelft dus. Als kunstenaar is tekenvaardigheid een absolute must, al is het maar om snel ideeën op papier te kunnen zetten of een duidelijke ontwerpschets te maken. Maar nog belangrijker is het dat je door tekenen veel beter leert kijken. Kijken als een kunstenaar.