“Ik wil weidsheid laten zien, de verte, ik wil in het kunstwerk kunnen ronddwalen.”

Dit soort uitspraken hoor ik heel vaak, en ik begrijp het helemaal. De oneindigheid, die uit een landschap spreekt, is super aantrekkelijk om te zien. Een zeegezicht, een akkerland met een dorpje in de verte, een uitzicht over bergen; het zegt iets over de grootsheid van de wereld en de natuur. Het geeft rust en wakkert een verlangen aan.

De kunstenaars die dit nastreven, willen vooral zorgen voor veel ‘diepte’ in het kunstwerk, ook al is het tweedimensionaal. Diepte die je opzuigt, die de kijker het kunstwerk als het ware in trekt.

Dan gaan ze aan de slag, en valt het resultaat tegen. En dat komt door het brein.

Je hersens vertekenen meer dan je denkt. Alles wat je brein belangrijk vindt, vergroot het. En dat merk je pas als je het gaat tekenen.

Een bekend voorbeeld is het verkeerd tekenen van een hoofd. Als je met iemand praat, zijn de mond, ogen en neus het belangrijkst in de communicatie. Daarom tekenen kinderen het hoofd als een cirkel die totaal in beslag wordt genomen door deze gelaatstrekken. Er is geen ruimte meer voor het voorhoofd en het haar; je brein vindt dat onnodig om te tekenen. Ook volwassenen tekenen het voorhoofd meestal te laag.

Pas als je gaat meten, merk je dat de proporties in werkelijkheid anders zijn.

In landschappen geldt hetzelfde, vooral in de verte. Je ziet daar meestal nog een boerderijtje, een kerkje, een paar bomen of bergen, een windmolen, dat soort dingen. Doordat die objecten zo klein zijn en ver weg lijken, ziet het er weids uit, en dat wil je.

Je brein denkt meteen: “Ah, dat herken ik, dat is een boerderij” (of een ander herkenbaar object), en gaat fanatiek aan de slag om die boerderij te tekenen. Omdat je brein het een belangrijk onderdeel van het landschap vindt en er voor de rest weinig te zien is in het lege landschap, tekent het dat object groter dan het in werkelijkheid is, net als bij een portret.

Dat heb je niet door, omdat je met hetzelfde brein tekent als waarmee je naar het landschap kijkt. Maar als je gaat meten, merk je dat het in verhouding te groot is getekend.

De proporties worden anders en de verte lijkt dan minder ver.

Als je écht wilt laten zien dat iets heel ver weg is, kun je het beste overdrijven, maar dan naar het kleine (is ‘onderdrijven’ een woord? Volgens mij niet). Ik bedoel kleiner tekenen dan het object in de verte lijkt te zijn. Maak er liefst een vage vorm van, waar je nog wel een soort dak, boomvorm of brug kunt herkennen, maar dat eigenlijk een mini-vlekje of streepje is als je van dichtbij kijkt.

De verte suggereren dus, zo klein mogelijk. Je zal zien dat het kunstwerk weidser lijkt. Een horizonlijn met een kleine oneffenheid is vaak genoeg.

Wantrouw je brein altijd als het gaat om proporties! Dit ging over landschap en portret, maar het geldt eigenlijk voor alle proporties in een kunstwerk. Meet na en overdrijf dat een beetje, voor een groter effect.