In mythologische verhalen kan alles. De Griekse oppergod Zeus beleefde negen onstuimige nachten met de godin van de herinnering Mnemosyne, en kreeg zo negen dochters met haar. Er wordt niet verteld hoe dat in de praktijk ging. Zijn godinnen misschien maar één dag zwanger? Lagen de onstuimige nachten jaren uit elkaar? Of was de godin zwanger van een negenling? We zullen het nooit weten.
Die negen dochters waren de Muzen. Ze werden de Griekse godinnen van de creatieve inspiratie; ze hadden inspirerende krachten. Wat we nu als geestelijke inspiratie beschouwen, werd in de oudheid beschouwd als letterlijk ademen. Als je geïnspireerd raakt, adem je ideeën in; ‘inspirare’ betekent ‘inademen’. Je kunt de Muzen gewoon vragen je inspiratie voor je kunst te geven.
Ook de Romeinen geloofden in een geest die buiten je staat, je genius, die je inspiratie begeleidt. De kunstenaar wás dus geen genie, maar hád een genie buiten zichzelf. Als je werk succesvol was, bedankte je je genie, maar als je geen succes had, kon je de schuld aan je genie geven, die het liet afweten. Lof had je dus niet zelf verdiend, maar je had ook geen last van schaamte. De genie kon komen en gaan.
Net als in mythen, kan ook in kunst álles. Dat is nou precies het leuke aan kunst. Je kunt dingen afbeelden die in werkelijkheid niet mogelijk zijn, mythische werelden scheppen. Daarvoor heb je bijzondere ideeën nodig, en om aan die ideeën te komen heb je ‘inspiratie’ nodig.
Bestaat inspiratie, en komt het inderdaad van goden? Hoe werkt het?
In het boek ‘Big Magic’ schrijft Elisabeth Gilbert (vrije interpretatie van mij): ‘Inspiratie is prachtig: het is een soort helder moment, een aha-erlebnis. Ideeën tollen om je heen en willen zich kenbaar maken. Als je ontspannen bent, openstaat, kun je een idee ontvangen. Als je een idee eenmaal hebt, zie je overal dingen die je aan het idee doen denken, het idee vraagt om volle aandacht. Dan kies je of je wel of niet iets met het idee doet. Als je niets doet, gebeurt er helemaal niets. Als je voor wél kiest, ga je volledig, nederig en opgewekt met de inspiratie samenwerken.’
Verder schrijft Gilbert: ‘Pas als we ons zo speels mogelijk opstellen kan de goddelijkheid eindelijk serieus zaken met ons doen.’
Ik vind dat een mooie uitspraak. Het ligt aan onze eigen instelling of inspiratie bij ons ‘langskomt’. Daarbij denk ik ook aan een bekend citaat van Picasso: ‘Inspiratie bestaat, maar ze kan ons pas vinden als we werken’. Pas als je bezig bent met kunst, letterlijk met je handen in de klei of verf, komen ideeën als vanzelf in je op.
Als je het even niet meer weet, ga dan niet zitten wachten op inspiratie, want dan komt het niet. Ga schetsen, bladeren in je knipselmappen, een nieuw materiaal uitproberen of desnoods je atelier opruimen. Nodig inspiratie daarbij uit.
Je hoeft absoluut niet geïnspireerd te zijn als je aan het werk gaat. Nooit. Neem een speelse, nieuwsgierige en open houding aan en ga gewoon aan het werk. Pas dan krijgt inspiratie een kans je te vinden.