Er wordt ontzettend veel over kunst geschreven. Ik heb een boekenkast vol boeken over kunst (op de foto hierboven zie je een deel). Zelf vind ik het heerlijk om af en toe een boek uit de kast te pakken en gewoon foto’s van kunstwerken te kijken. Ik lees bijna nooit wat erbij geschreven staat.
Je leert niet veel over het maken van kunst door ernaar te kijken. Als je geraakt wordt door een kunstwerk, wil je misschien dezelfde techniek eens proberen of hetzelfde onderwerp als uitgangspunt nemen. Dat kan natuurlijk.
Vooral technisch is er veel van oude meesters te leren. Door het kijken naar kunst zie je misschien mogelijkheden waaraan je zelf nog niet had gedacht. Maar een kunstenaar leert niet veel van boeken over kunst, omdat ze gaan over kant-en-klare eindproducten en niet over het ontstaansproces ervan. Ze helpen je niet je verf beter op je doek te smeren of je sculptuur beter te hakken.
De kunst in de boeken is al gemaakt, dat hoef jij niet meer te doen.
De boeken waar een kunstenaar veel meer aan heeft, zijn autobiografieën van kunstenaars of andere boeken door kunstenaars geschreven. Die kunnen je vertellen hoe de kunstenaar heeft gewerkt: wat zijn/haar overwegingen waren om een kunstwerk te maken, hoe dat in z’n werk ging.
Salvador Dalí schreef het boek ’50 Secrets of Magic Craftmanship’, een bizarre verzameling weetjes over het maken van kunst, gebaseerd op zijn eigen kunstenaarspraktijk. Uit ‘Secret Number 20’: “… en als je tekent, maak dan een abstract beeld van het object dat je natekent. Zie alleen vormen voor je, zonder ze een naam te geven, en probeer liefst, in plaats van twee benen te tekenen, zo precies mogelijk de lege ruimte tussen de benen te reproduceren.” Dalí vertelt je ook welk wit je het best in je onderschildering kunt gebruiken (zilverwit) en welke het beste in je bovenschildering (zinkwit), en waarom dat volgens hem zo is.
Wassily Kandinsky schrijft in ‘Spiritualiteit en abstractie in de kunst’: “Dergelijke stemming kan door elke kunst worden opgeroepen. Echter niet door uiterlijke nabootsing van de natuur, maar door artistieke interpretatie van de innerlijke waarde van deze stemming.”
In een brief aan een collega-kunstenaar schrijft Vincent van Gogh over zijn kunstenaarschap: “… maar wel voorzie ik dat, juist dan wanneer ik in wat ik zal noemen zeggingskracht sterker word dan ik op dit moment ben, de lui niet minder maar meer nog dan nu zullen zeggen dat ik geen techniek heb.”
En Jasper Krabbé in zijn boek ‘Atelier Krabbé’: “Tekenen met een bic-pen is nietsontziend, elke lijn moet raak zijn omdat het geen correcties toestaat. De grote kracht van papier is de kwetsbaarheid ervan. Het verkleurt wanneer je het in direct zonlicht hangt, waardoor het passeren van de tijd voelbaar wordt. Geen tekening is voor de eeuwigheid. En daarin ligt misschien juist de schoonheid van het medium.”
In boeken die door kunstenaars over hun werk of kunstenaarschap zijn geschreven, ontdek je hoe het er in het hoofd van de kunstenaar aan toe ging. Waar lagen onzekerheden op de loer, wat bewoog de kunstenaar juist die keuze te maken? Dat kan je helpen om jouw eigen overwegingen scherper te stellen, of je het nou wél of níet met de kunstenaar eens bent.
Afsluitend een citaat van kunstenaar Anne Truitt uit haar ‘Daybook’: “Mijn hele lichaam zingt bij de wetenschap dat er niets van me wordt verwacht dan wat ik van mezelf verwacht.”
Wat verwacht jij van jezelf op kunstgebied? Laat het me weten!