Toen ik in Amsterdam woonde, had ik elke week op een doordeweekse avond schaatsles op de Jaap Edenbaan. Het begon pas om 9 uur, en eigenlijk had ik dan al geen zin meer om op te staan en naar de ijsbaan te fietsen. Ik was moe van een hele dag werken en moest de volgende dag weer vroeg op. Maar ik ging toch, omdat ik wist dat als ik eenmaal op m’n schaatsen stond, ik het heerlijk vond. En zeker na afloop, met een kopje warme chocolademelk met slagroom, voelde ik me superfit.

Je hebt vreemd genoeg altijd genoeg smoezen om níet te doen wat goed voor je is: te moe, geen tijd. Je hebt geen tijd over, want je moet nog … (vul maar in) doen. Het weer zit tegen, je computer werkt niet mee, er is een familielid jarig, enzovoort. Schilderen /tekenen /boetseren /collages maken komt er vandaag weer niet van.

Maar ‘te moe’ of ‘geen tijd’ klopt bijna nooit. Het grootste obstakel zit in je hoofd. Het is dat stemmetje dat zegt dat al die andere dingen belangrijker zijn. Het stemmetje dat je uitscheldt als er iets niet gaat zoals je had bedacht, het stemmetje dat je uitlacht als je een kunstwerk produceert dat niet geworden is zoals je had gehoopt. Het stemmetje dat je vraagt waar je eigenlijk mee bezig bent.

Ook ik ken dat stemmetje maar al te goed. Maar gelukkig herken ik het en ik heb een paar manieren gevonden om toch aan het werk te blijven. Ik deel twee tips met je.

Tip 1: Tien minuten SOK (schop onder kont)
Iedereen heeft 10 minuten over op een dag. Zorg dat je iets hebt klaarliggen dat je in 10 minuten kunt doen, al is het maar een minischetsje of een klein vlakje op een beeldhouwwerk dat je kunt polijsten. Neem een artjournal waarin je 10 minuten wat krabbelt of ideeën opschrijft, of zoek 10 minuten lang inspirerend beeldmateriaal. Kies materiaal voor een volgend werk. Ruim je atelier op. Of test een nieuwe borduursteek uit, zoek naar een kleur die in je werk een bijzondere uitwerking heeft.

Je hoeft maar 10 minuten, dan mag je weer in elkaar zakken. Je hebt dan toch even iets gedaan. Na die 10 minuten merk je vast, net als ik, dat je eigenlijk wel lekker ‘gaat’ en vaak ga je dan nog even door. Je blijkt toch niet zo moe te zijn als je dacht. Gevolg: een goed gevoel over je zelf en je kunst.

Tip 2: Geef het maken van kunst een fijne, vrijblijvende naam
Als je gaat schilderen, beeldhouwen of welke andere kunstvorm dan ook gaat uitoefenen, noem het dan anders dan bijvoorbeeld ‘kunst maken’, want dat schept verplichtingen in je eigen hoofd en dat van anderen. Dan moet het goed worden, er gaaf uitzien, terwijl je misschien pas met een eerste laag of eerste opzet bezig gaat. Huisgenoten gaan vragen: ‘En, is het mooi geworden?’

Noem je kunstbezigheden anders, geef het een benaming die altijd klopt. Zeg bijvoorbeeld: ‘Ik ga lekker schilderen’; dat klinkt positief (lekker) en zonder een bepaalde uitkomst (gewoon met een kwast verf smeren, het hoeft geen masterpiece te worden). Mijn tante noemt het ‘Kleuren’, maar je kunt ook denken aan woorden als ‘een beeldonderzoekje doen’, ‘schetsen’, ‘lekker aan het werk’ (zo noem ik het); verzin iets dat bij jou past, een positieve maar vrijblijvende omschrijving.

Het stemmetje in je hoofd ben je daarmee te slim af. Je bent niet bezig geweest met het maken van kunst; nee, je hebt lekker gespeeld / beeldonderzoek gedaan / gekleurd / … (jouw eigen woord). Dat kleven geen verwachtingen aan, dus je stemmetje kan je alleen maar complimenteren!

Hopelijk heb je baat bij deze tips, die voor mij supergoed werken. Op Instagram las ik een mooie uitspraak van @tanteagaath die de spijker op z’n kop slaat: Begint eer ge bezint (precies omgekeerd aan het spreekwoord dus). Eerst doen, dan pas denken of je er misschien te moe voor bent.

Hoe noem jij jouw kunstzinnige bezigheden?